Herding
Als een herdershond vooral achter de kudde werkt, heet dat drijven. De herder zelf zal voorop lopen of eveneens de kudde volgen. Ook kan de hond een kudde die zich op enige afstand bevindt naar de herder toe drijven. In ieder geval wordt bij het drijven het vee verplaatst.
Bij het hoeden in enge zin moet de hond ervoor zorgen dat een grazende kudde bijeen blijft, binnen door de herder aangegeven grenzen. De hond fungeert dan als levende omheining en kan zich ook naast de kudde bewegen. Dit is van belang als een weidegebied in blokken begraasd en bemest moet worden.
Schapendrijven is als wedstrijdsport ontstaan uit het dagelijks werk met Old English Sheepdogs op de (schapen)boerderij. En zoals het dikwijls gaat, werd ’s avonds in de kroeg flink opgeschept over de prestaties van de honden. Zo ontstond het idee om in wedstrijden de bekwaamheid van de honden te vergelijken.
Je kunt deze sport recreatief beoefenen door trainingen te volgen bij gespecialiseerde hondenscholen. De meeste scholen zullen deze trainingen alleen geven aan honden van rassen die van oorsprong bedoeld zijn voor hoeden of drijven.
Om te kijken of je hond aanleg heeft voor kuddehondenwerk, kun je een Herding Instinct Test doen. Hierbij kijk je of je hond interesse en/of aanleg heeft, wat interessant kan zijn voor fokkers of als je graag wedstrijden wilt gaan doen.
Kuddehondenwerk kun je ook op wedstrijdniveau beoefenen. Daarvoor moet je hond eerst slagen voor de Herding Working Test – een voorparcours waar de hond naast instinct ook werkvermogen moet tonen.
Wedstrijden worden op 3 verschillende niveaus gelopen, je promoveert van Trial klasse I naar Klasse II en daarna naar Klasse III.
Aan de Herding Instinct Test, Herding Working Test en wedstrijden mogen alleen honden deelnemen met een FCI-stamboom uit rasgroep 1,2 of 5 die van oorsprong hoeden of drijven.
Om deel te nemen aan de aanlegtest, de Working Test en wedstrijden moet je hond een een Hondenlogboek hebben. Om te zien waar er examens en wedstrijden georganiseerd worden, kijk je in de agenda. Een wedstrijd schapendrijven bestaat uit 7 onderdelen en wordt meestal afgewerkt met 4 of 5 schapen
1. De outrun
Tijdens een wedstrijd worden de schapen op het veld gezet op een afstand van de handler en zijn hond de afstand kan variëren tussen 100 en 500 meter afhankelijk van de klasse waarin gelopen wordt. De outrun is het vertrek van de hond bij zijn baas waarbij de hond met een grote boog tot achter de schapen loopt. De jury geeft maximaal 20 punten voor de manier waarop de hond tot achter de schapen loopt.
2. De lift
Nadat de hond achter de schapen is geraakt, moet hij de schapen in beweging brengen.
Dit onderdeel noemen we de ‘lift’ en wordt maximaal met 10 punten beloond.
3. De fetch
Nu is het de bedoeling dat de hond de schapen in een rechte lijn naar de handler brengt.
Hierbij moeten ze ongeveer in het midden van het terrein door de zogenoemde ‘fetchpoort’ lopen. Dit zijn 2 hekken die 6 meter van elkaar staan.
De 20 punten van dit onderdeel worden toegekend voor de looplijnen, de controle van de hond op de schapen, de manier van werken van de hond en natuurlijk het al dan niet correct passeren door de fetchpoort.
De fetch is afgelopen nadat de schapen achter de handler gepasseerd zijn.
4. De drive
Tijdens de drive moet de hond de schapen schuin naar links of rechts (opgegeven door de jury) wegdrijven naar drivepoort 1. Dit zijn weer 2 hekken met 6 meter tussenruimte die tussen de 70 en de 250 meter van de handler staan.
Van drivepoort 1 moet het dan naar drivepoort 2 die helemaal aan de andere kant van het terrein staat.
Van drivepoort 2 moeten de schapen naar de sheddingring gebracht worden voor het volgende onderdeel.
De drive wordt net als de fetch beoordeeld op looplijnen, het passeren van de poorten,
de controle van de hond over de schapen en de manier van werken. Hier zijn echter wel 30 punten te verdienen (of te verliezen).
5. De shedding
Zodra de schapen in de sheddingring zijn aangekomen (cirkel met diameter van 32 meter)
moeten de schapen in 2 groepen gesplitst worden en moet 1 van die groepjes onder controle gehouden worden. Dit alles moet binnen de sheddingring gebeuren.
Vanaf dit onderdeel mag de handler zijn plaats verlaten en de hond bijstaan.
Er zijn 10 punten te verdienen.
6. De pen
Nu is het de bedoeling dat de hond de schapen in een hok drijft. De handler moet het hok zelf gaan openen en sluiten zonder daarbij de schapen aan te raken, maar ook de poort mag de schapen niet raken.
Tot slot moet de hond de schapen opnieuw uit de pen halen om op weg te gaan naar het volgende onderdeel. (10 punten).
7. De single
Dit onderdeel komt enkel voor tijdens klasse III wedstrijden. Het is de bedoeling om één schaap af te zonderen van de rest zonder daarbij een schaap aan te raken.
Ook de single moet uitgevoerd worden in de sheddingring. (10 punten) Tijdens grote wedstrijden (zoals de ‘Continental’) kan daar ook nog een ‘look back’ bijkomen.
Tijdens de uitvoering wordt er dan een tweede groep schapen op het terrein gebracht.
De hond moet dan zijn eerste schapen achterlaten en die tweede groep gaan ophalen en samenvoegen met de eerste groep.
Agility
Bij agility (ook bekend als behendigheid) loop je met je hond zo snel mogelijk een parcours waarbij je hond sprongen moet maken en tunnels en andere obstakels moet nemen. De schofthoogte van je hond bepaalt de hoogte van de hordes. De FCI (Fédération Cynologique Internationale) erkent agility als sport; de Raad van Beheer reglementeren dit.
Waarom agility?
Agility is echt samenwerken met je hond. je vormt samen een team en jij motiveert je hond om zo goed en zo snel mogelijk het parcours af te ronden. Samen moeten jullie de klus klaren en dat zorgt ervoor dat jullie band (nog) verder groeit. Omdat de hond nu eenmaal de commando’s van zijn baas (handler) moet opvolgen om het parcours goed te doorlopen, krijg je ‘dankzij’ agility een beter opgevoede hond. De handler mag de hond of de hindernissen tijdens het lopen van het parcours niet aanraken, hij geeft aanwijzingen door middel van zijn stem en door gebaren te maken. Het overgrote merendeel van de honden vindt het geweldig om de hindernissen te overwinnen; honden zijn vaak erg gemotiveerd. Om te luisteren, maar ook om samen met jou hun snelheid en atletisch vermogen te verbeteren.
Voor wie is agility geschikt?
Zoals bij elke hondensport, draait het er ook bij agility om, om samen met je hond plezier te hebben. Op recreatief niveau kan in principe elke gezonde hond die minimaal een jaar oud is, met elke baas een sprong of sprongetje wagen, afgestemd op zijn schofthoogte en lichaamsbouw. Maar het spreekt voor zich dat een tunnel, slurf en band niet voor elk hondenras toegankelijk is. Voor erg grote, zware honden maar ook voor honden die door een lang lichaam in combinatie met korte poten minder goed kunnen springen, is agility minder geschikt.
Recreatief of wedstrijden?
Je kunt de sport recreatief beoefenen maar ook deelnemen aan wedstrijden. Er zijn drie hoogteklassen en drie verschillende niveaus. Door punten te behalen, kun je promoveren naar een hoger niveau. Er is ook een veteranenklasse voor de wat oudere hond. Sommige verenigingen organiseren daarnaast wedstrijden voor junioren. Ook zijn er teamwedstrijden.
Waar kan ik deze sport beoefenen?
Veel kynologenclubs geven agility-training. Voor deelname aan de wedstrijden is een Hondenlogboek en startlicentie vereist.